Op de stierenkaart staat, naast de fokwaarden, het non-returncijfer van stieren. Maar waar komt dat cijfer vandaan en waar gebruiken we het voor?
Waar de fokwaarde non-return iets zegt over de vruchtbaarheid van de dochters van de stier, zegt het non-returncijfer van stieren iets over het bevruchtend vermogen van het sperma. Vruchtbaarheid van de stier zelf dus. Met het non-returncijfer maakt CRV verschillen in bevruchting tussen stieren zichtbaar. En we kunnen ingrijpen als dat nodig is, bijvoorbeeld door stieren die slecht bevruchten af te keuren.
Stierenvruchtbaarheid
Want… wanneer is een stier een slechte bevruchter? Als een bovengemiddeld aantal koeien geïnsemineerd met zijn sperma, niet drachtig wordt. Maar als dat nu toevallig allemaal zesdekalfs koeien met vruchtbaarheidsproblemen waren? Is die stier dan een slechtere bevruchter dan een andere stier die alleen op vaarzen is gebruikt?
De inseminatieresultaten zeggen dus niet genoeg, want of een koe drachtig wordt, hangt af van het sperma, maar ook van de koe en de omstandigheden. We hebben dus een eerlijkere manier nodig om stieren met elkaar te vergelijken.
Kans-op-dracht
Die eerlijke vergelijking, die maken we met het non-returncijfer. Bij iedere inseminatie kijken we naar verschillende effecten waarvan in onderzoek is aangetoond dat ze het inseminatiesucces beïnvloeden. Al die effecten opgeteld bepalen de ‘kans-op-dracht’ van een inseminatie.
Wanneer je alle inseminaties van één stier van de afgelopen twaalf maanden bekijkt, kun je uitrekenen wat zijn gemiddelde kans-op-dracht was en die vergelijken met zijn inseminatieresultaat. Voorbeeld: stel een stier heeft 100 inseminaties, 68 waren er succesvol, dan is het inseminatieresultaat 68%. Stel dat de drachtkans van deze 100 koeien gemiddeld 65% was. Je verwacht dan 65 koeien dragend, maar het zijn er 68. De stier heeft dan een non-return van +3%.
Een eerlijke vergelijking
In de non-returnberekening wordt in feite bovenstaande denkwijze toegepast. Een rekenmodel corrigeert het inseminatieresultaat van alle inseminaties voor alle bekende effecten die we kunnen meten. Het resultaat is het non-return cijfer dat de stier gehaald zou hebben op een gestandaardiseerde koe en omgeving. Oftewel: de stieren krijgen het non-return cijfer dat ze zouden krijgen als ze allemaal op precies dezelfde groep koeien gebruikt waren. En zo kun je de stieren dus prima onderling vergelijken!
BullsEye stieren
Hoe meer inseminaties een stier heeft in het afgelopen jaar, hoe beter en betrouwbaarder we zijn non-returncijfer kunnen berekenen. Bij het tonen van de non-returncijfers op de stierenkaart houden we ook rekening met de betrouwbaarheid. Van stieren met te weinig inseminaties tonen we geen non-returncijfer. Het predicaat ‘BullsEye-stier’ (goede bevruchter) krijgt een stier alleen als hij genoeg inseminaties heeft én een significant betere bevruchter is (+4 procent) dan de gemiddelde stier.
Gebruik van het non-returncijfer
Zeker bij koeien die moeilijker drachtig worden of die lage fokwaarden voor vruchtbaarheid hebben, is het zinvol om bij de stierkeuze te letten op het non-returncijfer van de stier. Is het non-return cijfer +2 dan geeft een inseminatie met deze stier 2 procent meer kans op dracht dan een gemiddelde stier. De CRV-stieren die het predicaat BullsEye hebben, zijn de beste bevruchters.
Geef een reactie